In deze rubriek proberen wij de kennis van en over honing te delen tussen imker(s) en gebruiker(s). Consumenten zijn vaak niet op de hoogte van de soorten, kwaliteiten, kleur, smaken en consistentie van al die soorten honing die de bijen maken. Afhankelijk van dracht (dat is wat er in overvloed op een bepaald moment en in een bepaald gebied bloeit) kan honing uit heel veel soorten bestaan. De chemische en wetenschappelijke samenstelling gaan we hier- vooralsnog- niet bespreken.
Wat is honing volgens de wet: “de natuurlijke zoete stof, bereid uit bloemennectar of uit afscheidingsproducten van levende plantendelen of uitscheidingsproducten van planten zuigende insecten op de levende plantendelen, welke grondstoffen door de bijensoort Apis mellifera worden vergaard, verwerkt door vermenging met eigen specifieke stoffen, gedehydreerd en in de honingraten opgeslagen en achtergelaten om te rijpen.”
Melicitoze honing, een artikel eerder geplaatst in de infogids van onze vereniging, Een in NL niet vaak voorkomend verschijnsel die een aantal imkers uit onze afdeling persoonlijk hebben ondervonden:
Cementhoning, betonhoning, dennenhoning of toch maar Melecitosehoning?
Hoe je het ook noemt, een imker die dat met zijn/haar bijtjes geoogst heeft, wordt er niet vrolijker op. Wat is het, hoe ontstaat het en wat moet je ermee?
Begin deze zomer stonden er berichten op het imkerforum van imkers, dat de honing die ze wilden slingeren al gekristalliseerd in de raat zat. En dan komen al snel de suggesties los wat de oorzaak hiervan kan wezen. Ook in onze regio kwam dit voor en zelfs bij een aantal van onze leden. Ook hier werden meerdere oorzaken gemeld. Maar weten is nog steeds meten. En de vermelding dat de bijen vliegen op klaver, mosterd, linde of noem maar op geeft dan geen oplossing.
En dan is het onderzoeken en een analyse maken van de honing een start naar het zoeken van de oorzaak.
Van een van de getroffen imkers mocht ik enkele monsters ontvangen en starten we de procedures.

Prachtige raampjes met verzegelde honing waarvan de honing werd afgenomen. Bij de eerste meting werd al een hoge geleidingswaarde gemeten van >1000microSiemens/cm en dat duidt dan op honing-dauw. Bij de pollenanalyse kwamen de daarvan bekende suiker- en schimmelsporen voor die kenmerkend hiervoor zijn. Vochtgehalte laag met 17% en een pH van 4,40. Pollen kom je in honingdauw honing relatief weinig tegen, maar zijn er wel. In de gemeten honing waren dat o.a. struikheide, mais, tamme kastanje, klaver en nog een aantal.
Maar wat is nu de reden dat deze honing kristalliseert en de honingdauwhoning van 2015 juist niet? Samen met Jaap Kerkvliet is verder gezocht en hier bleken bij het zoeken naar suikers, kenmerkende kristallen aanwezig voor melecitose. Met een polarisatiefilter werden plaatjes hiervan gemaakt. Glucosekristallen zijn kenmerkend rechthoekig met afgeschuin-de einden. De plaatjes op zich zijn al ware kunstwerken en toont aan hoe mooi en dus belangrijk honinganalyse kan wezen.
Maar nu verder, wat is het dan die melecitose, en hoe ontstaat het? Het is een trisacharide, een suiker die in honingdauw voorkomt en bestaat uit twee moleculen glucose en één molecuul fructose.


Insecten en in het bijzonder luizen die honingdauw uitscheiden zetten de suikers sacharose en glucose om in melecitose waar door osmose werking weinig water verloren gaat. Al ergens in de 19e eeuw werd deze uitscheiding bij de lariks ontdekt. Hieraan is ook de naam ontstaan “mélèze” staat voor lariks en “ose” voor suiker. Afhankelijk van het soort luis dat honingdauw afscheid is het aandeel melecitose bepalend. Vooral de luis Cinara laricis en de Cinara piceae kan veel hiervan aanmaken. Hoe hoger het percentage van soms 10-20%, kristalliseert de honing al in de raat. En eruit slingeren lukt dan niet meer.
Deze honing kan massaal en zeer snel worden binnen gehaald door de bijen. Soms wel tot 10 kg per dag. De honing is dan eerst geleiachtig in de raat waarna deze dan snel tot kristallisatie over gaat. Omdat wij hier niet mee bekend zijn is herkenning een lastig probleem. Vooral in bosrijke omgeving met veel naald- en lariksbomen waar de bijen staan kan dat voorkomen en dan juist aan het einde van een drachtperiode.
Onderken je het, dan kan met behulp van een kolbtoestel de honing gewonnen worden. Iets te laat kan slechts persen uitkomst bieden of uitsmelten.
Gekristalliseerd wordt de honing pas weer vloeibaar bij 70˚C waarbij de raat dus smelt waardoor het ratenbestand niet meer toepasbaar is en raampjes opnieuw voorzien moeten worden van waswafels.
Deze honing kan dan ook niet meer volgens de wettelijke normen als honing worden aangeboden, maar als bakkerhoning. Enzymen en HMF zullen dan ook niet meer aan de wensen van rauwe honing voldoen.
Is de honing wel geoogst dan kan men deze beslist niet als bijenvoer toepassen. De bijen kunnen het niet verdragen en ziekte beelden als Nosema kunnen het gevolg zijn. Dode volken zijn het resultaat.
Voor ons mensen is deze honing wel gezond! Door de meervoudige suikers wordt het lang-zaam in het lichaam opgenomen en de insulinespiegel wordt hierdoor niet snel verhoogd. Deze suikers komen ook voor in bepaalde groenten en fruitsoorten, heeft weinig calorieën en kan worden gebruikt als zoetstof in koffie of thee.
Veel mogelijkheden voor gebruik blijven er dus niet over. Om commerciële honing met een te hoog vochtgehalte aan te passen wordt melecitosehoning bijgemengd. Wettelijk is dit toegestaan omdat honingen blenden geen verboden kent, noch vermeldingen eist.
Het verwerken tot mede is een andere veel toegepaste methode.
Een site met ruime informatie is te vinden op: http://www.imkerpate.de/melecitose/
Plaatjes suikerkristallen: Jaap Kerkvliet
Honingdauwhoning , dat is dus die andere honing die van “afscheidingsproducten van levende plantendelen of uitscheidingsproducten van planten zuigende insecten op de levende plantendelen“. In de “volksmond” en door veel imkers ook wel luizenhoning genoemd. Maar ook hier geldt honing en honing is niet hetzelfde. Het betreft een honing met een wel zeer bijzondere smaak van kruiden en grond die ook heel veel liefhebbers en haters kent. Dat betreft ook die speciale smaak van heidehoning die ook niet bij iedereen geliefd is.
Ook dit artikel is eerder geplaatst in de infogids van onze vereniging.
Er is honing en honingdauwhoning. Wat zijn de verschillen?
Het honingbesluit vermeld twee soorten honing, nl florale-honing bereid uit bloemennectar en honing van insecten, ofwel, “afscheidingspro-ducten van levende plantendelen of uitscheidingsproducten van plan-tensapzuigende insecten”

Hoofdzakelijk de luis consumeert het sap van bladen voor hun noodzakelijke proteïnen. Het sap bestaat vooral uit water en suiker met slechts een 1 a 2% proteïne. De luis moet dus zeer veel verwerken om voldoende proteïnen binnen te krijgen en wat overblijft wordt dus door de luis uitgescheiden. Juist! Luizenpoep! Eind juni was de onder begroeiing van struiken en begroeiing geheel bedekt met die kleverige substantie. Luizen waren op dat moment echt talrijk in de tuin(en) aanwezig. De uitgescheiden vloeistof verdampt snel en de bijen verzamelen dat in hoofdzaak in de ochtend en de avond. Planten die het produceren zijn vooral bomen, zoals o.a. Linde, Wilg, walnoot en kastanje. De bijen verwerken het dan verder als normale nectar waardoor er een mix ontstaat. Het verkrijgen van deze honing is zeer afhankelijk van klimaat en weersgesteldheid. Wordt er zeer veel verzameld dan mogen we spreken van Honingdauwhoning.
Een honingsoort die in ons gebied zelden voorkomt maar afgelopen jaar op veel plaatsen werd geoogst. De honing is zeer donker van kleur, dikker, en smaakt minder zoet met een kruid-, schors- en aard- achtige nasmaak. Kristallisatie treedt ook bijna niet op.
De honing is zeer rijk aan mineralen zoals ijzer, aminozuren en oligo-elementen – dat zijn o.a. magnesium, zink, fosfor, kobalt en zwavel de z.g sporenelementen. Hierdoor heeft deze honing ook een hoog antioxidant gehalte en is daardoor zeer geliefd door sporters en zou een goede werking hebben op het zenuwstelsel en hersenactiviteiten. Het werkt minder snel dan bij een hoger glucosegehalte van florale honing.
Maar hoe weet je nu of je geoogste honing ook echt honingdauw-honing genoemd mag worden? Dat kan je meten en onderzoeken.
pH waarde ligt tussen de 4,5 en 5 en de elektrische geleiding is hoog n.l tussen de 1100 en 1600 µS/cm. Ook de rotatie is een indicatie evenals polleno-verzicht en peroxide activiteit.
Door het hoge minerale gehalte en reststoffen is het ongeschikt om de bijen hierop te laten overwinteren.

Gaan we de honing van zeer dichtbij bekijken dan zien we onder de microscoop een geheel ander beeld dan bij florale honing. In deze honing komen schimmelsporen voor als ketens. Deze honingdauwgisten veroorzaken geen gisting van de honing maar behoren tot de suikertolerante gisten en lijken op Nosema-sporen. Verder zien we veel calciumoxalaatgruis. Deze bijzonderheden zijn in florale honingen niet of zelden aanwezig en duiden dus op honingdauwhoning.
Peroxidegehalte is bovengemiddeld met 25microgram/gram/uur. En na 8 uur loopt dit op tot de gemeten waarde 125. Bij florale honing neemt deze waarde altijd af na een uur.
Rotatie of draaiing van florale honing is linksdraaiend en te meten met een polarimeter of met polarisatiefilters. Honingdauwhoning heeft een positieve of rechtsdraaiende rotatie.
In Duitsland en Frankrijk is deze honing zeer gewild en worden er flinke prijzen voor gevraagd. Zoekend op het WWW zie je ook hier bedragen staan van €10,00 voor een flacon van 450gram. De honing is hier onbekend maar bij het proeven van de consument valt de uiteindelijke keuze toch vaak op honingdauwhoning dan op bloemenhoning. Komt het door het klimaat dat we dat nu konden oogsten? Misschien moeten we weer vele jaren wachten tot we deze BIJzondere honing hier weer van onze bijen kunnen verwachten.
Binnenkort meer over honing! Blijf B(l)IJ!!!